Nieuws

Verantwoordelijkheid RDW stopt niet bij de toelatingseisen

  • secties:Alle secties
  • soort inhoud:Nieuwsbericht
  • datumPublished on

De snel voortschrijdende technologische ontwikkelingen, de toepassing van geavanceerde veiligheidsverhogende rijhulpsystemen (ADAS) en de opkomst van deels of geheel autonoom rijdende auto’s maken het onvermijdelijk dat de regelgeving meebeweegt met de technologie. Dit dwingt de RDW om op een andere manier naar de voertuig­veiligheid te kijken, zegt Maarten Balk, Divisie­manager Voertuig­regelgeving en Toelating bij de RDW in de nieuwe editie van GO!Mobility. ‘Voor ons als keurings­autoriteit stopt de verantwoordelijkheid niet bij het verlenen van type­goedkeuringen, maar begint dan pas. Het hele speelveld is ingrijpend veranderd.’

Verantwoordelijkheid RDW stopt niet bij de toelatingseisen

Balk legt uit dat bij de RDW altijd de vraag centraal staat of een voertuig veilig en duurzaam de weg op kan. Dat is volgens hem het geval als het tijdens toelatingstesten voldoet aan de normen die de wet- en regelgeving stellen. ‘De definitie van veilig en duurzaam is echter aan verandering onderhevig. Een voertuig maakt immers steeds meer een integraal onderdeel uit van het totale verkeers­systeem. Ook de interactie van een voertuig met de omgeving en met de bestuurder zelf heeft grote invloed op de mate waarin het veilig en duurzaam is. De wet- en regelgeving evolueert daarin mee. Het is niet langer vanzelfsprekend om via uitsluitend vastomlijnde regels en eisen te bepalen wanneer een voertuig veilig genoeg is om de weg op te gaan.’

Multi pillar approach

Daarom voert de RDW regelmatig simulatietesten uit als onderdeel van de zogeheten ‘multi pillar approach’. Deze testmethodiek, die onder andere wordt toegepast bij zelfrijdende voertuig­en, omvat drie elementen: testen in een simulatie omgeving; het in de praktijk testen van voertuig­en in een gecontroleerde omgeving en ten slotte het testen op de openbare weg.

Er zijn drie ontwikkelingen die er volgens Balk voor hebben gezorgd dat de RDW op een ander manier naar voertuig­veiligheid is gaan kijken. ‘De opkomst van rijtaakondersteunende en ge­automatiseerde systemen in voertuig­en heeft een enorme verandering in het goedkeuringstraject teweeggebracht. Ging het in het verleden hoofdzakelijk om voertuig­techniek, tegenwoordig is daar het uitdijende domein van ICT bijgekomen. Een totaal ander specialisme.’

Open normen

Een tweede ontwikkeling betreft de invoering van ‘open normen’. Daarmee werd het principe om altijd op basis van vooraf vastgestelde specificaties te keuren opeens niet meer vanzelfsprekend. Balk: ‘Met de komst van allerlei zelfrijdende functionaliteiten is het niet langer mogelijk om de veiligheid op basis van harde normen vast te stellen. Definities als ‘zo veilig mogelijk’ (een voertuig moet in staat zijn om een inhaalmanoeuvre zo veilig mogelijk uit te voeren) worden dan het uitgangspunt. Dat is uiteraard een subjectief criterium en maakt het voor de RDW complexer om vast te stellen wat ‘zo veilig mogelijk’ precies is.’

Verder beperkt de rol die de RDW speelt zich niet hoofdzakelijk meer tot het moment van toelating van een voertuig. ‘We kijken steeds meer naar de totale gebruiksfase. Het komt er in de praktijk op neer dat fabrikanten die van ons een type­goedkeuring hebben gekregen en vervolgens met updates komen, die van invloed (kunnen) zijn op de functionaliteiten die in de type­goedkeuring zijn genoemd, verplicht zijn deze door de RDW te laten checken.’

Learning by doing

Om die open normen zo goed mogelijk te kunnen toepassen werkt de RDW bij voorkeur samen met de autofabrikanten. Dat gebeurt bijvoorbeeld al op het gebied van de nieuwe regelgeving die Automated Lane Keeping Systems mogelijk maakt. ‘Een autofabrikant levert dan de onderbouwing aan om aan de regelgeving te kunnen voldoen en wij verzamelen vervolgens de bewijslast, stellen vragen, etc. Deze werkwijze is conform het principe van ‘learning by doing’ en heeft als bijkomend voordeel dat wij die informatie ook weer kunnen gebruiken bij type­goedkeuringsaanvragen van andere autofabrikanten.’